Carnaval (Snèkboek)

Het rook er al onfris op het moment dat we aankwamen, ook al waren we vroeg. Er was nog voldoende ruimte om te parkeren in een straat op tien minuten afstand van de Roodeweg in Otrobanda. Slechts een handvol mensen liep op straat. Het probleem was dat er op de wc behalve geen licht ook geen water was om door te trekken.

Walm

Twee uur later was het aanzienlijk drukker en elke keer als de wc-deur openging, kwam er een walm naar buiten die ons deed verlangen naar de stank van de raffinaderij. Het liefst zouden we naar binnen rennen, snel onze behoefte doen en dan weer weg rennen. Een grote ijskast op de geïmproviseerde porch dwong ons echter om uiterst behoedzaam en langzaam zijwaarts de wc te benaderen. Het was achteraf maar goed dat het licht het niet deed.

Nog eens twee uur later was het zowel bij deze geïmproviseerde snèk als op straat razend druk. De drank vloeide rijkelijk en bekenden en familieleden begroetten elkaar met een houding ergens in het midden tussen grenzeloos enthousiasme en gereserveerde terughoudendheid. Een halve cirkel met een middellijn van vier meter rondom de wc bleef leeg, als een eiland binnen de mensenmassa. Een enkeling waagde noodgedwongen de gok, het gezicht vertrokken van afschuw.

Toen de optocht eindelijk in aantocht was, leek de stank raar genoeg verminderd te zijn. Zonder al te veel protest lieten we ons door de politie met zachte dwang naar beide kanten van de straat dirigeren, ook naar de plek waar voorheen nog niemand wilde staan.

Een week later was de snèk verdwenen en rook de straat weer gewoon naar straat.

Otti Thomas

Uit: Snèkboek, 2008